Competenties omvatten drie aspecten:
- Kennis: de theoretische kennis die iemand heeft , het niveau van weten/kennen
- Vaardigheden: wat men kan en doet om een probleem op te lossen door kennis te benutten, het niveau van kunnen
- Attitude: de manier waarop iemand zijn of haar gedrag kan en wil aanpassen om een doel te bereiken, het niveau van houding
Kennis, vaardigheden en attitudes zijn wisselend aanwezig en nodig, naargelang de werkcontext.
|
1. De competenties voor een functieprofiel bepalen
|
Bepaal de juiste persoon om de functie te omschrijven. Zorg ervoor dat het iemand is die de specifieke kenmerken van de functie kent, bijvoorbeeld de lijnmanager/leidinggevende, teamlid die dezelfde taken uitvoert, enz. |
|
↓ |
|
Som problematische situaties op die zich binnen deze functie zouden kunnen voordoen. |
|
↓ |
|
Bepaal de acties die nodig zijn om deze probleemsituaties op te lossen. |
|
↓ |
|
Op basis daarvan kan je de nodige competenties bepalen waarover je moet beschikken. Probeer kerncompetenties te onderscheiden van aanvullende competenties. Ontdek op deze pagina meer over competentiemanagement. |
|
↓
|
|
Herlees het functieprofiel op ingeslopen stereotypen of vooroordelen. Ze kunnen onbedoeld leiden tot wettelijk strafbare discriminatie. Je hoeft bijvoorbeeld geen vrouw te zijn om met kinderen te werken, of jong om IT'er te zijn... Vermijd woorden waarbij iemands geslacht of leeftijd een voorkeur zou blijken te zijn. Meer weten? Deze publicatie zoomt in op de (vaak onbedoelde) rol die taal speelt in de communicatie van een onderneming. |
2. Tips om de competenties voor een functieprofiel te formuleren
Gebruik ondestaand schema om de verschillende competenties die je op neemt in de vacature op dezelfde, heldere manier te formuleren. Zo vermijd je dat competenties verward worden met persoonskenmerken, waardoor je onbewust potentiële kandidaten uit sluit. 'Je bent empathisch' beschrijft bijvoorbeeld een kenmerk van een persoon, terwijl ‘je bent in staat om je in te leven in de situatie van ons clienteel’ een gedrag omschrijft. Bij het kenmerk ‘empathisch’ komen vaak stereotype beelden naar voren die kandidaat misschien niet op zichzelf betrekt. Daarom is het beter om het gewenste gedrag te beschrijven.
De persoon moet in staat zijn om: |
+ actief werkwoord |
te analyseren, te tekenen, op te maken, te installeren… |
+ voorwerp |
een computerprogramma, een opleidingsprogramma, een gemeenschappelijke kalender, een verwarmingsketel… |
+ middel |
met specifieke archiveringssoftware, specifieke communicatiemiddelen enz. maar ook goede communicatievaardigheden, een goed begrip van andermans problemen, met het juiste materiaal en met respect voor de veiligheidsvoorschriften… |
+ doel |
een rustige sfeer in de klas creëren, de veiligheidsregels in acht nemen, reparatie van kapotte toestellen… |
De aan een functie toegewezen taken evolueren met de tijd. Plan dus regelmatig aanpassingen met de personen die deze job doen om je functieprofielen up to date te houden.
|
|
Je bent hier:
|