Je bent personeelsverantwoordelijke bij een OCMW. Je hebt een poetsvrouw begeleid in het kader van de regelgeving betreffende artikel 60. Deze vrouw, die een hoofddoek draagt, werkt in een vereniging waarin zij perfect is geïntegreerd. Tijdens een inspectie verwijst een verantwoordelijke van het OCMW naar het reglement, dat zegt dat religieuze symbolen voor alle medewerkers van het OCMW verboden zijn. Hij vraagt haar om haar hoofddoek af te doen. De vrouw weigert en wordt daarin gesteund door de raad van bestuur van de vereniging. Welk standpunt neem je in als verantwoordelijke van het OCMW?
Art. 60 van de organieke wet betreffende de OCMW's stelt dat de juridische verantwoordelijkheid en het gezag over de werknemer/-neemster gedeeld wordt door zowel de werkgever (OCMW), als de derde werkgever/gebruiker (de betrokken instelling).
In dit geval wordt het feitelijke gezag over de medewerker/-werkster dus door het OCMW overgedragen aan de gebruiker. Tijdens de periode waarin de medewerker/-werkster ter beschikking van de vereniging wordt gesteld, is het dus de vereniging die de feitelijke werkgever is.
Bijvoorbeeld: de uurroosters en het toezicht op de prestaties worden vastgelegd op basis van het arbeidsreglement dat in de vereniging van toepassing is.
Alhoewel het OCMW volgens de overeenkomst van terbeschikkingstelling de officiële werkgever is van de vrouw, voert zij haar werk uit in de lokalen van de vereniging en onder toezicht van de verantwoordelijke van de vereniging, dus is het arbeidsreglement van de vereniging hier van toepassing. In het desbetreffende geval is er geen enkele bepaling in het reglement van de vereniging dat tekenen van overtuigingen verbiedt.
Het is belangrijk dat je je team binnen het OCMW (en je inspecteurs) erop wijst:
Dankzij artikel 60 kunnen begunstigden kennis, knowhow en ervaring opdoen en leren zij de arbeidsmarkt beter kennen.