Je organiseert een rekruteringsprocedure voor de job van telefonisch verkoper. Een kandidate meldt zich aan voor het sollicitatiegesprek en wordt niet weerhouden ondanks de positieve indruk die ze bij jou nalaat, omdat ze met een buitenlands accent spreekt. Je denkt dat ze door dit accent vermoedelijk een minder hoge omzet zal halen dan de andere verkopers.
Je kunt een kandidate met een buitenlands accent niet weigeren, als ze vlot communiceert. Je zou immers een indirect onderscheid op basis van haar afstamming maken en dat kan je niet rechtvaardigen. Als ze moeilijk verstaanbaar is aan de telefoon, kan een weigering gerechtvaardigd zijn, omdat een vlotte communicatie een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste is voor deze functie.
Wanneer een "neutraal" accent vanaf het begin als beroepsvereiste wordt opgenomen, kan dit wijzen op indirecte discriminatie.
Economische argumenten mogen in principe niet ingeroepen worden om een indirecte discriminatie op basis van nationale afstamming te rechtvaardigen. In een gelijkaardige situatie heeft een arrest van de arbeidsrechtbank van Gent geoordeeld dat het argument "klant" geen legitiem objectief is ter rechtvaardiging van discriminatie: een werkgever/-geefster mag zich niet verschuilen achter de vooroordelen van zijn/haar klanten.
Als de kandidate als beste de selectieprocedure doorstaat, kun je overwegen om haar een praktische test te laten doen en zo te beoordelen of haar accent haar onbegrijpelijk maakt tijdens commerciële telefoongesprekken.
Een accent kan een contact persoonlijker maken. Ieder van ons heeft een accent en lokale uitdrukkingen: een taal is nooit neutraal en commerciële relaties hoeven niet onpersoonlijk te zijn.