Je maakt deel uit van het management van een overheidsdienst en ontwikkelt campagnes voor verschillende doelgroepen.
Jouw overste doet vaak denigrerende uitspraken over die doelgroepen en onderbouwt zijn standpunten met veralgemeningen en stereotypen:
- “Dat publiek is moeilijk te bereiken want ze hebben hier geen echte roots.”
- “Die mensen zijn wantrouwig en terughoudend tegenover westerse waarden. Ze willen zich niet integreren.”
- “Ze kopen liever een nieuwe gsm dan dat ze huur betalen.”
Je voelt je niet goed bij die uitspraken. Bovendien vraagt je overste jou om
bepaalde buurten niet op te nemen in het campagneplan, omdat er te veel bewoners met een migratieachtergrond wonen. Hoe reageer je?
Juridisch antwoord
De xenofobe opmerkingen en vooroordelen van je overste vormen een psychosociale belasting en dragen bij tot een klimaat van onbehagen in de dienst.
Bovendien geeft jouw overste je de opdracht om te discrimineren op basis van nationale of etnische origine door je te vragen buurten met een bevolking met migratieachtergrond niet op te nemen in het campagneplan.
Zo’n onderscheid kan niet worden rechtvaardigd, puur op basis van origine. Zowel je overste - die de discriminerende opdracht geeft -, als jijzelf - als je de opdracht uitvoert - begaan een verboden discriminatie. Een opzettelijke discriminatie door een openbaar ambtenaar is ook strafbaar.
Advies aan de manager
- Breng de hogere hiërarchie informeel op de hoogte en bespreek de xenofobe uitlatingen met een vertrouwenspersoon of preventieadviseur, in verband met de psychosociale belasting. Je kunt hierbij naar de deontologische code van je overheidsdienst verwijzen.
- Dien bij de preventieadviseur een schriftelijke klacht in vanwege opdracht geven tot discriminatie. Hij/zij zal een advies uitbrengen over de geschikte manier van reageren als de situatie niet verbetert.
- Om van wettelijke bescherming te genieten, moet je ook je werkgever schriftelijk op de hoogte brengen.