Je bent directeur van een katholieke school. Er zijn twee functies vacant:
Waren je beslissingen correct in het licht van de Antidiscriminatiewet?
Een katholieke school kan in principe beschouwd worden als een identiteitsgebonden onderneming. Als geloofsovertuiging de leiddraad en de drijfveer van een organisatie is, dan mag ze daarop selecteren voor bepaalde functies.
Het geloof of levensbeschouwing vormt in deze context een zogenaamde wezenlijke en bepalende beroepsvereiste. Deze bepaling houdt ook in dat identiteitsgebonden werkgevers van personen die voor hen werkzaam zijn een houding van goede trouw en loyaliteit aan deze grondslag mogen verlangen.
De toepassing van dit principe kan echter geen direct onderscheid op grond van een ander beschermd criterium rechtvaardigen (bv. een lesbische leerkracht weigeren), tenzij hiervoor een (andere) wettelijke rechtvaardiging zou bestaan.
Verder moet ook rekening worden gehouden met de fundamentele rechten van de werknemers, zoals de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, het recht op eerbiediging van de privacy, enz. Het komt erop aan om een afweging te maken tussen de grondrechten van de werkgever (in dit geval het grondrecht om een levensbeschouwelijke opvatting of maatschappijvisie te verspreiden) en de grondrechten van de werknemers.
Op grond van de Antidiscriminatiewet kan de werkgever een houding van goede trouw en loyaliteit aan de katholieke grondslag van de school verlangen. Hoever deze de plicht tot loyaliteit en goede trouw reikt is niet duidelijk en dient steeds in concreto beoordeeld te worden, rekening houdend met o.m. de aard van de functie en de mate waarin men de onderneming vertegenwoordigt.
Alles hangt af van de concrete context waarbinnen de feitelijke werkzaamheden van de werknemer worden vervuld. Er moet telkens in de praktijk worden nagegaan welke juist de beroepsvereisten zijn, eigen aan de functie, en de reikwijdte van de vereiste van loyaliteit ten aanzien van de ethiek van de instelling. Het loyaliteitsprincipe is van toepassing op de onderwijsfuncties, maar niet op functies waarbij er geen contact is met de leerlingen of die geen pedagogische activiteiten inhouden.
Deze loyaliteitseis mag er echter niet toe leiden dat de school een kandidaat-leraar weigert die een ander geloof aanhangt dan dat van de school, voor zover deze kandidaat/kandidate zich houdt aan de ethiek van de school.
De aanwerving weigeren van een leraar lichamelijke opvoeding omdat hij moslim is, is bijgevolg discriminerend omdat er niets is dat hem verhindert om zich loyaal op te stellen ten overstaan van het pedagogische en ethische project van de school.
Voor de functie van schoonmaakster kan de school geen loyaliteitseis opleggen. De weigering om haar aan te werven, komt bijgevolg neer op directe discriminatie op grond van de religieuze overtuiging. Zelfs indien de school een huishoudelijk reglement heeft goedgekeurd dat het dragen van enige uiterlijk teken van de overtuiging door leerkrachten en andere personeelsleden verbiedt, doet niets af aan de toepassing van deze principes.