Je bent verantwoordelijk voor een brandweerploeg. Een jonge brandweerman wil zijn trouwring dragen en zijn baard behouden. Jij verbiedt het dragen van een trouwring om veiligheidsredenen. Het metaal geleidt immers hitte.
Ook voor de baard stellen zich problemen: tijdens bepaalde interventies moeten brandweerlieden, om veiligheidsredenen, niet alleen een helm dragen, maar ook een zuurstofmasker, dat met clips aan de helm wordt vastgemaakt. Om risico's op ontbranding te vermijden, mag niets uit dit masker uitsteken. De jonge brandweerman voelt zich echter gediscrimineerd. Is dit gevoel correct?
Voor wat het dragen van een trouwring betreft, kan geen beroep gedaan worden op de de Antidiscriminatiewet, omdat het geen beschermd criterium betreft.
Het verbod op het dragen van een baard kan in een bepaalde context neerkomen op een indirect onderscheid op grond van het geloof, indien de werknemer meent dat hij een baard moet dragen omwille van religieuze redenen.
In dat geval dient het onderscheid gerechtvaardigd te worden. Dit betekent dat er aangetoond moet worden dat men met het onderscheid een legitiem doel nastreeft en dat de middelen om dat doel na te streven passend en noodzakelijk zijn.
In dit geval beroep je je op de veiligheid, wat een legitiem doel is. Maar de middelen zijn niet passend en noodzakelijk, omdat er minder verregaande en niet-discriminatoire maatregelen mogelijk zijn, zoals de vraag om de baard bij te knippen en kort te houden, om in overeenstemming te zijn met de geldende veiligheidsnormen voor brandweerlieden.
Als manager moet je het arbeidsreglement meedelen en uitleggen aan kandidaat-brandweerlieden en hen er achteraf aan herinneren. In jouw leidende functie moet je van je medewerkers ook eisen dat zij de veiligheidsrichtlijnen naleven.