De Belgische wetgeving verplicht een werkgever niet om in te gaan op een verzoek om aanpassing voor een religieuze praktijk. Maar door een diversiteitsvraag serieus te nemen én te onderzoeken, creëer je als werkgever of leidinggevende wel een win-win-situatie. Je vermijdt door de vraag te onderzoeken het gevaar op een situatie van indirecte discriminatie en de werknemer krijg je het gevoel erkend te worden omdat de vraag als gegrond wordt beschouwd (ongeacht de uiteindelijke beslissing).
Onderstaande vragenlijst is ook gekend als het Oméro-rooster. Het maakt het mogelijk om een overlegproces op te zetten door de vraag te objectiveren, los van alle emoties en vooroordelen die ze kan oproepen zoals de manager die terugdeinst voor problemen, de verwachtingen van de werknemer enz. De lijst werkt niet alleen voor religieus geïnspireerde vragen, maar kan voor alle vragen om aanpassingen worden gebruikt zoals werkroosters, gezinsorganisatie enz.
1. Vraagverduidelijking | Ik benoem de situatie: waarover gaat de vraag/het conflict? |
2. Overleggroep | Welke personen kan ik binnen de onderneming bij het overleg betrekken? |
3. Actieplan | Welke overleginitiatieven kan ik nemen? |
4. Rode lijnen | Welke waarden en elementen van de werkorganisatie zijn in dit geval niet bespreekbaar? |
5. Groene lijnen | Wat is wel bespreekbaar? |
6. Mogelijkheden | Welke positieve elementen kan ik terugvinden in de vraag/de veruiterlijking van de overtuiging/de houding van de collega? |
7. Bedreigingen | Tot welke problemen kan de huidige situatie leiden op vlak van de relaties op de werkvloer, de werkorganisatie, de inrichting van ruimten enz.? |
8. Oplossingen/voorstellen | Welke oplossingen zijn mogelijk? |
9. Voor en tegens | Wat zijn de implicaties van elke oplossing? |
10. Acceptatie | Voor welke oplossing kiest de groep? |
11. Uitvoering | Hoe zit het met de uitvoering? |
Copyright © 2010 Patou International
European Center for Leadership & Entrepreneurship Education
All Rights Reserved
Concreet voorbeeld In de hoofdvestiging van een Belgische industriële onderneming werken 800 werknemers. De onderneming voert een diversiteitsbeleid en heeft een CPBW (Comité voor preventie en bescherming op het werk). De werknemers beschikken over een spel- en ontspanningsruimte en een rooklokaal dat voldoet aan de normen op het vlak van hygiëne en veiligheid. In de onderneming werken twee islamitische ingenieurs die een hoofddoek dragen. Er hebben zich geen grote conflicten voorgedaan tussen werknemers. Het HR-management ontvangt nu een vraag van een groep van minder dan 10 personen voor een gebedsruimte. Ingevulde vragenlijst voor dit voorbeeld:
|
De grootste gemene deler (GGD) helpt ons bij het uitstippelen van een filosofie die toelaat om 'op basis van een vraag van een enkeling een antwoord te vinden waar iedereen baat bij heeft'.
Dit concept baseert zich op de methodologie die de Raad van Europa aanraadt. Volgens de Raad 'steunt de uitwerking van een visie en van indicatoren op het vlak van gedeeld welzijn op een onderhandelingsproces waaraan een representatief aantal burgers, op voet van gelijkheid, deelneemt. De zoektocht naar een gemeenschappelijke visie maakt het mogelijk om meningsverschillen te overbruggen en om uiteindelijk te komen tot het vastleggen van een gemeenschappelijke richting en projecten.' Het concept werd uitgewerkt naar aanleiding van twee enquêtes die de dienst 'religies en culturen' uitvoerde bij 20 Franse ondernemingen en 20 openbare diensten (800 gesprekken, 4 industriegebieden). Dit leidde tot 2 publicaties: "Allah a-t-il sa place dans l’entreprise?" (Dounia en Lylia Bouzar in 2009) en "La République ou la burqa, les services publics face à l’islam manipulé" (Albin Michel, 2010).
Je kunt dit concept gebruiken bij vragen rond diversiteit. Je gaat er dan van uit dat een antwoord op de vraag van een individu (bv. een ander uurrooster, aangepaste maaltijden enz.) niet alleen de vrager zelf tevreden moet stellen, maar 'voor iedereen van nut' moet zijn. Hierbij zoek je naar een evenwicht tussen twee gangbare struikelblokken :
Het concept van de grootste gemene deler gaat dus uit van het idee dat we ervoor moeten zorgen dat de voorgestelde oplossing op zoveel mogelijk werknemers kan worden toegepast en dat zoveel mogelijk werknemers er baat bij hebben, zonder ermee bepaalde groepen 'indirect' te discrimineren. De sleutelgedachte achter het concept is dat je moeten zoeken naar datgene wat 'mensen verenigt of verbindt' om zo verder te werken op basis van punten van overeenkomst in plaats van na te denken over oplossingen voor "bepaalde gemeenschappen" of "bijzondere eigenschappen".
🚩 Billijkheid en gelijke behandeling zijn twee begrippen die niet tot dezelfde toepassingssfeer behoren. Billijkheid is een filosofische doelstelling die moet worden gerealiseerd met het oog op de solidariteit en de cohesie binnen een team, terwijl gelijke behandeling een wettelijke verplichting is voor elke werkgever die in wetteksten is vastgelegd. |
🚩 Overlegde aanpassingen verschillen van redelijke aanpassingen:
Kan de notie redelijke aanpassing worden doorgetrokken naar religie of cultuur en moeten we het dan hebben over "overlegde aanpassingen", "harmonisatiepraktijken", ...?
Deze vraag staat vandaag in heel wat maatschappelijke discussies centraal. Het is ook uitgebreid bestudeerd in het (franstalig) rapport Taylord-Bouchard. Er komen heel wat vragen voor dergelijke aanpassingen van werknemers en werkneemsters uit tal van sectoren, net als van studenten in het kader van de organisatie van hun lessen.
Vragen om overlegde aanpassingen kunnen heel wat vormen aannemen:
💡 Unia heeft onderzoek verricht om 'overlegde aanpassingen' in België in kaart te brengen (dd. 2010). Vele bevindingen uit dit onderzoek verwerkten we in de situaties die je kan raadplegen in de databank "inspirerende voorbeelden' . De rode draad bestaat erin om alle vragen - uitgezonderd vragen over handicap - te noteren en volgens dezelfde procedure te behandelen. Zo worden zaken bespreekbaar en ook transparant behandeld. We raden vaak aan om tot een onderhandelde oplossing te komen, omdat de weg naar de oplossing minstens even belangrijk is als de oplossing zelf.
Het begrip veruiterlijking verwijst naar elk voorwerp, beeld, kledij en al dan niet zichtbaar symbool dat een uiting is van een religieuze, politieke of levensbeschouwelijke overtuiging:
Enkele voorbeelden: een schilderij, een standbeeld , een kledingstuk (hoofddoek, keppeltje, tulband), een kruis, een davidster, een hand van Fatima, een kirpan, politieke logo's enz. |
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde dat met betrekking tot de islamitische hoofddoek men ervan kan uitgaan dat de gedraging gemotiveerd of geïnspireerd is door een religie of een overtuiging voor zover de vrouw meent te gehoorzamen aan “een religieuze regel en, door middel daarvan haar wil manifesteert om zich strikt aan de islamitische verplichtingen aan te passen” (E.H.R.M., 10 november 2005, Sahin/Turkije). Deze redenering geldt volgens het Hof tevens “zonder zich uit te drukken over de vraag of dit gedrag, in alle situaties, een voltooiing is van een religieuze plicht”.
Het Europees Hof neemt bijgevolg “een persoonlijke of subjectieve opvatting aan over de vrijheid van godsdienst”, naar het voorbeeld van het Hoge Gerechtshof van Canada in de zaak Amselem.
Het Hoge Gerechtshof omschrijft de godsdienstvrijheid als volgt: “de vrijheid om zich te wijden aan praktijken en een overtuiging te beleven die verbonden is aan een godsdienst, praktijken en geloofsbetuigingen die de geïnteresseerde welgemeend uitoefent en manifesteert, naargelang het geval, met als doel om te communiceren met een goddelijke entiteit of in het kader van zijn spiritueel geloof, los van de vraag of de praktijk of het geloof is voorgeschreven door een religieus dogma, dat officieel is of in overeenstemming met het standpunt van religieuze vertegenwoordigers” (Hoge Gerechtshof 30 juni 2004, Syndicat Northcrest tegen Amselem).
De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens maakt een onderscheid tussen de religieuze overtuiging en de uiting ervan.
Die uiting krijgt concreet vorm in religieuze praktijken: eredienst, onderwijs, riten en gebruiken. Onder riten verstaan we bijvoorbeeld rituele slachtingen of de manier waarop doden worden begraven en begraafplaatsen worden ingericht.
Dit zijn drie voorbeeldsituaties waar er gesproken wordt over meerdere religies: |
Meer weten over religieuze diversiteit op de werkvloer?
Unia ontvangt veel vragen over religieuze diversiteit op de werkvloer. Het antwoord op deze vragen hangt af van het wettelijk kader. Dat is verschillend voor de publieke en de private sector en er zijn verschillende juridische principes van toepassing:
In de praktijk komt het erop neer om een evenwicht te vinden tussen deze verschillende principes.
Je kunt het schema van de module Wet downloaden en verspreiden. De pdf is toegankelijk voor screenreaders.
Klik hier voor een geschreven uitleg bij het schema.